De Grote Weerschijnvlinder. Foto: Jan Stronks
De Grote Weerschijnvlinder. Foto: Jan Stronks

Dagvlinders in het Nationaal Landschap Winterswijk: veel minnen en enkele plussen

2018 was een goed jaar voor bosvlinders

Door Bernhard Harfsterkamp

WINTERSWIJK - De dagvlinders vormen een kleine groep van de insecten in het Nationaal Landschap Winterswijk, maar ze zijn met de libellen wel de opvallendste groep. Daardoor zijn het niet alleen dieren die door specialisten gevolgd worden, maar die ook door de 'gewone' natuurliefhebber bekeken worden. Niet voor niets doen elk jaar veel mensen mee aan de nationale tuinvlindertelling, die het afgelopen weekend opnieuw is gehouden. In deel drie van de serie over het Nationaal Landschap daarom aandacht voor hoe het met de dagvlinders gaat.

Veel vlinders zijn specialisten
Helaas heeft de langdurige droogte er voor gezorgd dat het aantal bloeiende planten nu minder is. Bovendien produceren de meeste bloemen bij droogte minder nectar, die de vlinders nodig hebben om te overleven. Naast nectarplanten hebben de vlinders waardplanten nodig. Dat zijn planten waarop eitjes worden gelegd en waarvan de rupsen eten als ze uit het eitje zijn gekomen. Sommige vlinders hebben zeer specifieke eisen en gebruiken slechts een klein aantal nectar- en waardplanten. Als die dan ook nog zeldzaam zijn, kan het overleven van een vlinder moeilijk zijn. De vlinders die het meest algemeen zijn, zijn vlinders die een voorliefde hebben voor algemene soorten of die niet al te kieskeurig zijn.

Vlinders hebben veel bloeiende planten nodig
Dagvlinders, maar ook alle andere insecten, zijn erg afhankelijk van een gevarieerde plantengroei in een gebied. Hoe meer soorten planten, des te meer insecten. Maar ook de hoeveelheid bloeiende planten is belangrijk. De enorme afname van het aantal bloeiende planten in het agrarische cultuurlandschap in de laatste decennia heeft veroorzaakt dat het niet goed gaat met de dagvlinders in het Nationaal Landschap. De akkerranden die in Aalten en een tijdlang ook in Winterswijk zijn ingezaaid hebben weliswaar voor iets meer bloeiende planten gezorgd, maar hebben een gering positief effect. Er is teveel oppervlakte dat door vlinders en andere insecten als een steppe wordt ervaren. Bovendien zie je langs die bloeiende akkerranden vooral veel nog redelijk algemene dagvlinders. Die moet je echter ook koesteren, want zelfs gewoon wordt minder gewoon.

Niet alles verklaarbaar
Hoewel er een duidelijk verband is tussen de plantengroei en de vlinders zijn daaruit niet alle ontwikkelingen te verklaren. Zo is een in de jaren 90 nog algemene vlinder, de argusvlinder, uit het Nationaal Landschap verdwenen. De leefgebieden en de planten die voor deze soort belangrijk zijn, zijn er echter nog steeds. Een kleine afname was wel te verwachten geweest, het verdwijnen niet. Het bonte zandoogje daarentegen werd in de jaren negentig nauwelijks gezien, terwijl het Nationaal Landschap er zeer geschikt voor leek. Het is een vlinder die van bossen en houtwallen houdt. Momenteel is die overal veel te zien. Zelfs in de tuinen in de bebouwde kommen. Wat er veranderd is waardoor deze twee soorten minder en meer voorkomen is nog een raadsel.

Ontdekking van de iepenpage
Jan Stronks heeft het allemaal beschreven in de Atlas van de dagvlinders van de Zuidoost-Achterhoek. De vijfde versie van deze atlas verscheen dit jaar in april. In de atlas wordt niet alleen de vlinderstand beschreven in het Nationaal Landschap Winterswijk, maar ook in de aangrenzende gedeelten van de gemeenten Aalten en Oost Gelre. Stronks is een van de bekendste natuuronderzoekers uit de Oost-Achterhoek. Aanvankelijk hield hij zich vooral bezig met reptielen, amfibieƫn en vogels, maar sinds de jaren negentig van de vorige eeuw kijkt hij steeds meer naar dagvlinders. Hij doet dat ook heel gericht. Langs de beken van Winterswijk komen veel iepen voor. Daar moet toch ook een iepenpage voorkomen, dacht hij. Stronks ging regelmatig kijken bij de hem bekende iepen en bracht alle iepen langs de Winterswijkse beken in kaart. In 2013 zag hij de eerste exemplaren langs de Willinkbeek en in de jaren daarna op veel meer plekken. Aanvankelijk was de gedachte dat dit vlindertje altijd over het hoofd is gezien, maar in 2018 is de iepenpage op veel meer plekken gezien, zelfs bij iepen in de buurt van Boogie Woogie. Dit wijst er op dat deze bosvlinder zich aan het uitbreiden is in Winterswijk. Mogelijk zal die van daaruit andere geschikte plekken in het Nationaal Landschap Winterswijk bereiken.

Bosvlinders breiden zich uit
Stronks ontdekte ook al eerste de keizersmantel voor Winterswijk. Deze oranje parelmoervlinder werd in 2010 voor het eerst gezien in Ratum. Sindsdien wordt die op veel meer plekken in de bosrijke delen van het Nationaal Landschap gezien, maar zelfs al in tuinen in Aalten. Ook een andere bosvlinder, de grote vos, heeft het Nationaal Landschap ontdekt. In 2018 werd die vaker gezien dan ooit. Omdat er ook meer exemplaren worden gezien van de al langer voorkomende grote weerschijnvlinder en de kleine ijsvogelvlinder kan gezegd worden dat het goed gaat met de bosvlinders van Winterswijk. De kwaliteit van de bossen en natuurgebieden is nog steeds goed voor deze soorten en kan zelfs verbeterd worden door voor meer geleidelijke overgangen van bos naar het aangrenzende landbouwgebied te zorgen.

Nog 28 van de 70 soorten over
Op 6 juli hield de Vogelwerkgroep Zuidoost-Achterhoek een symposium. Besproken werd hoe het met diverse soortgroepen in het Nationaal Landschap gaat. Jan Stronk somde de plussen en minnen van de laatste 25 jaar voor de dagvlinders op. In totaal komen er nu 28 soorten voor in het gebied. Sinds dat er naar vlinders gekeken wordt zijn er 70 soorten waargenomen, waaronder ook trekvlinders en dwaalgasten. Stronks verwacht dat het aantal nog weer iets zal toenemen, want er zijn nog andere bosvlinders op komst. Als hij de ontwikkelingen van de laatste 25 jaar samenvat dan constateert hij dat de oppervlakte natuur en de kwaliteit daarvan is toegenomen. Tegelijkertijd heeft het agrarische landschap veel van de natuurwaarde verloren. De afname van de bloeiende planten is zeer nadelig geweest. Ook is het aantal hectares agrarisch natuurbeheer gedaald van 1200 naar 500 hectare. Bij het beheer van de resterende hectares wordt dan wel weer meer aandacht aan de fauna besteed. De opwarming van het klimaat draagt eveneens bij dat bepaalde soorten nu in het Nationaal Landschap voorkomen. Duidelijk is volgens Stronks dat het nectaraanbod in akkerranden veel effect heeft. Het laat zien dat het aantal soorten vlinders verder zal kunnen stijgen als er veel meer verschillende bloeiende planten te vinden zijn in de Oost=Achterhoek.

Een Iepenpage. Foto: Jan Stronks
De Iepenpage. Foto: Jan Stronks
De Keizersmantel. Jan Stronk