Hojo, hojo

Hoog op de gele wagen, rijd ik langs berg en dal. Op de grote stille heide, dwaalt een herder eenzaam rond. Waar de blanke top der duinen, schittert in de zonnegloed. En de moeilijkste qua melodie: Een scheepje dat in de haven landt, hojo, hojo, hojo, hojo, gevuld met specerijen, hojo, et cetera.
Zo maar wat tekstflarden, die me in gedachten schieten als ik denk aan zanglessen op de lagere school. De meester stond met een stokje voor de klas te zwaaien en zong vol overgave dit soort Oud-Hollandse liedjes. Zijn enthousiasme werkte aanstekelijk, de hele klas zong, brulde, gromde of neuriede mee. De les saboteren, dwarsliggen, bewust vals zingen was er niet bij, begin jaren zestig liep iedereen nog keurig in de pas en zong in de maat.
Zingen was (is) fijn. Na zo'n uurtje, waarbij je longen, keel en stem aan het werk zette, voelde je je een stuk beter. En niemand die het gek vond. Nu generen met name jongens zich als ze iets in het openbaar moeten zingen, het is niet stoer, vet of cool om in hun jargon te spreken
Ik kom hierop omdat ik las dat alle kinderen in het basisonderwijs in Montferland met muziek in aanraking moeten komen. Dat streven heeft het gemeentebestuur vastgelegd in een visie op muziekonderwijs. Nu hebben alleen leerlingen in groep 4 muziekles. Dat is veel te weinig. Om die reden werken diverse scholen samen met muziekverenigingen of muziekscholen opdat kinderen aanvullend onderwijs krijgen.
Ik zeg doen, vooral doen. Muziek is goed voor kinderen (ook voor volwassenen trouwens). Onderzoek wijst uit dat ze de integratie bevordert, het sociaal gedrag verbetert, de intelligentie stimuleert (lees: slim maakt), de schoolprestaties bevordert en concentratieproblemen vermindert.
Bovenal is het ontzettend leuk om te doen. Ik ben mijn ouders nog dankbaar dat ze me naar de muziekschool hebben gestuurd. Dat deed ik aanvankelijk met grote tegenzin. Ik wilde na schooltijd met de jongens voetballen, fietscrossen, rauzen, belletje trekken, et cetera, en niet met die stomme blokfluit aan de gang maar gaandeweg verminderden die anti-gevoelens.
Dat kwam mede door de lessen van een charismatische muziekdocent Kees Kef. Inderdaad, Woef, dat was ook mijn eerste reactie toen ik die naam hoorde. Maar dat lacherige om zijn naam was ik gauw kwijt. De man was aardig, didactisch goed onderlegd en zo bevlogen dat hij zijn liefde voor de muziek aan mij wist over te brengen. Een goede docent, in wat voor discipline dan ook, is sowieso goed voor je vorming en ontwikkeling.
Later schakelde ik over op de piano en de gitaar, muziek was inmiddels een wezenlijk onderdeel van mijn leven geworden. En dat is ze nog. Ruim vijftig jaar na dato bezorgt muziek, in wat voor vorm dan ook, me nog steeds de koude rillingen. En dat dankzij de zanglessen op de lagere school, de keuze en het doorzetten van mijn ouders en de blokfluitlessen van Kees Kef.
Moraal van het verhaal: met muziekles (op school) meer mans.