Naar de kapper

De economie trekt aan. Daar profiteren veel bedrijven van, zoals in de bouw, maar er zijn ook sectoren waar het nog steeds niet goed gaat. Neem het kappersbedrijf. De toekomst van het vak, zegt kappersorganisatie ANKO, staat onder druk, nu het beroep steeds meer wordt uitgeoefend door eenlingen. Zelfstandige kappers kunnen hun diensten goedkoper aanbieden. Zij maken geen kosten voor personeel en besparen op huisvesting omdat zij thuis werken of langsgaan bij klanten.
Als ik aan 'de kapper' denk komt mijn tienertijd en de worsteling met mijn met mijn moeder bovendrijven. Want ik moest en zou regelmatig naar de kapper; ik diende netjes voor de dag te komen. Als de haren over het oor of voor mijn ogen dreigden te vallen viel al snel het doodvonnis: "Naar de kapper". Voor een puber, wiens kamer vol hing met posters van de Beatles en Stones, een vreselijke oekaze. Temeer daar mijn kapper in de jaren zestig een halve slager was. Mijn vader was militair, dus ging ik naar de legerkapper. Lekker goedkoop, was het argument, het kostte 3.90 gulden.
De barbier zette een bloempot op mijn kop, draaide het hoofd hardhandig heen en weer, hakte en schoor er lustig op los met schaar en tondeuse, negeerde pijnkreten als hij wel eens uitschoot ('Niet piepen, knul') alsmede verzoeken het niet te kort te knippen. Als ik bij thuiskomst in de spiegel keek, schrok ik me wezenloos. Van achteren was al het haar weg, hoog opgeschoren heet dat. De volgende dag liet de hoon van klasgenoten niet lang op zich wachten. "Van de trap gevallen?", was een milde variant van alle shit, die ik over me heen kreeg. Meisjes, bij wie ik tot dan toe nog enigszins in beeld was, keken me of misprijzend aan of negeerden me volkomen. Schrale troost: bijna alle jongens ondergingen hetzelfde lot.
Tien jaar later, midden jaren zeventig, was de situatie 180 graden gedraaid. De barbier was vervangen door een haarverzorger, de klant was koning en werd dus met alle egards behandeld. "Kopje koffie, meneer Waninge, sigaretje erbij? Hoe had u het gehad willen hebben? Niet te kort zeker", lispelde de coiffeur met flemend stemgeluid. De jongeheer Waninge wist niet wat hem overkwam. Het was geen straf meer om naar de kapper te gaan. Integendeel. Je kon precies aangeven wat je wilde hebben, dus waren er geen nare verrassingen meer. What you see is what you get.
Sindsdien ga ik zonder morren naar de kapper. In de achterliggende jaren ben ik wel eens bij een buurvrouw geweest –concurrent van de kapsalons - die op drie-hoog-achter mensen voor een schijntje knipte (en geen belasting afdroeg), maar dat gebeurde hoogst zelden. Deze eeuw ga ik in volle tevredenheid naar de plaatselijke kapsalon. De wilde haren ben ik kwijt. Ook letterlijk. Van een coupe ravage ben ik langzaam op weg naar een modieus Kojak-kapsel. Op de vraag hoe ik nu geknipt wil worden zeg ik vaak: kort Amerikaans. Mijn moeder zou het geweldig hebben gevonden.